Het eigen vermogen is verdeeld in algemene reserves (reserves met een bufferfunctie) en bestemmingsreserves.

De bestemmingsreserves worden onderverdeeld in:

• gebonden bestemmingsreserves
• reserves met een inkomensfunctie
• egalisatiereserves

De onttrekkingen van en toevoegingen aan de reserves zijn per reserve opgenomen in bijlage II “Staat van reserves en voorzieningen”. Hierin staan tevens per reserve en voorziening de standen begin en eind 2018 aangegeven.

Algemene reserves

Reserves met een bufferfunctie
Per saldo zijn deze reserves toegenomen met € 41,5 miljoen. In de Algemene reserve is dit het gevolg van het negatief resultaat over 2017 ad € 23,7 miljoen. Hier staat tegenover  een storting van het verkoop-resultaat van de parkeergarages ad € 9,2miljoen. Tevens ter versterking van het weerstandsvermogen heeft een herstructurering van het eigen-vermogen van € 30,5 miljoen plaatsgevonden en storting vanuit het gemeentefonds ad. € 21,7 miljoen. In de Algemene grondreserve vinden mutaties plaats als gevolg van rentetoerekening € 0,9 miljoen en de positieve resultaten op diverse grondexploitaties € 2,2 miljoen.

Bestemmingsreserves
Gebonden bestemmingsreserves

Deze reserves dalen per 31 december 2018 ten opzichte van de beginbalans met ongeveer € 0,6 miljoen. Dit komt voornamelijk door de vrijval van de reserve Reorganisatiekosten € 0,3 miljoen.

Reserves met een inkomensfunctie
Deze reserves dalen per 31 december 2018 ten opzichte van de beginbalans met ongeveer € 39 miljoen. Dit is o.a. het gevolg van herstructurering van het eigen-vermogen. Er heeft een storting in de Algemene reserve plaatsgevonden van € 30,5 miljoen. De reserve Kapitaallasten hevelt € 10,7 over naar de Voorziening nadelige exploitatie resultaten van het grondbedrijf.

Egalisatiereserves
Deze reserves dalen per 31 december 2018 ten opzichte van de beginbalans met ongeveer € 1 miljoen. Vanuit de afvalstoffenheffing wordt € 0,9 miljoen onttrokken uit de egalisatiereserve afvalstoffenheffing.

Gerealiseerd resultaat
Het saldo van de baten en lasten over het boekjaar 2018 bedraagt afgerond € 2,1 miljoen positief.

Voor een analyse van het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de jaarrekeningcijfers wordt verwezen naar het hoofdstuk 4 “Overzicht van baten en lasten in de jaarrekening en de toelichting”. De inhoudelijke analyse op de programma’s is opgenomen in hoofdstuk 2.

Het totaal van de voorzieningen daalt met € 0,5 miljoen. Deze daling is grotendeels toe te wijzen aan de Voorziening Restwerken Grondbedrijf ad € 1,4 miljoen. Daar tegenover staat een actualisatie van de Voorziening Pensioenkosten Wethouders van € 0,8 miljoen.

Voor een verdere toelichting op de reserves en voorzieningen wordt verwezen naar het (digitale) bijlagen boek Reserves en Voorzieningen.

Per saldo is er sprake van een daling van ¤9,2 miljoen welke wordt veroorzaakt door de reguliere aflossingen 2018 .

De totale rentejaarlast voor de vaste schulden groter dan één jaar bedraagt € 11,8 miljoen.

De kortlopende schulden zijn per saldo afgenomen met € 7,6 miljoen. Verantwoordelijk voor de afname zijn o.a.:

• een afname van te betalen facturen van € 6,9 miljoen. Dit wordt veroorzaakt doordat betalingen aan de gecontracteerde zorgaanbieders voor Jeugd, Begeleiding Individueel en Beschermd Wonen  niet meer via Suite verlopen maar als lumpsum betaald zijn;
• een toename van het saldo overige kortlopende schulden (externe administraties) van 1,2 miljoen;
• een afname van het crediteurensaldo van € 1,7 miljoen;

Nog te betalen kosten
Per balansdatum is de boekwaarde € 14,9 miljoen. In 2018 zijn de nog te betalen kosten per saldo afgenomen met € 9,7 miljoen.

Vooruit ontvangen bedragen van Europese, Rijks of Nederlandse overheidslichamen
In onderstaande tabel is een uitsplitsing naar Europese, Rijks-, overige overheden en overige vooruit ontvangen bedragen gemaakt.

De restantbedragen van de gewaarborgde geldleningen aan het einde van 2018 bedragen € 394 miljoen. Een specificatie is opgenomen in bijlage V.
In lijn met de voorgaande jaren wordt onder de balans buiten de balanstelling als totaalbedrag opgenomen de gewaarborgde geldleningen en waarborgen die de waarborgfondsen Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) en Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) hebben afgegeven op Venloos grondgebied. Voor wat betreft de waarborgen m.b.t. de waarborgfondsen betreffen dit brutobedragen welke hoger zijn dan het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Venlo. De gemeente kan als achtervanger worden aangesproken om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen indien die in liquiditeitsproblemen komen. Bij de verdeling van de renteloze leningen over Rijk en gemeenten worden de in Bijlage V gepresenteerde bedragen als verdeelsleutel gehanteerd. In opdracht van de Minister voor Wonen ontwikkelt de VNG een methodiek ten aanzien van de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Onderstaande tabel geeft het gemiddelde kwartaalsaldo van de liquide middelen ten opzichte van het drempelbedrag weer. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury zijn de risico’s in sterke mate beperkt door de verankering van het schatkistbankieren in de wet fido. Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden verplicht worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Uitgezonderd hierop zijn de middelen onder het drempelbedrag. Dit betreft 0,75% van het begrotingstotaal en is ingesteld om voldoende saldo aan te houden voor het dagelijks betalingsverkeer. Uit de onderstaande tabel valt af te leiden dat in het boekjaar 2018 het drempelbedrag in kwartaal 1 en 2 is overschreden is en kwartaal 3 en 4 onder de drempel is gebleven. Voor een nadere toelichting hierover verwijzen wij naar de paragraaf Financiering.